In 2013 is Wouter Jetten, een van de oprichters van Outdoor Medicine, als expeditie arts mee geweest naar Kilimanjaro. Wij vroegen hem te schrijven over de casus die hem het meest was bijgebleven.
De 5e dag begon stralend zoals we vanaf het begin van de trip al gewend waren. Na een koude nacht met veelvuldig geluid van ritsende tenten vanwege frequent plassen door hele kamp (nycturie is fysiologisch op hoogte) was het grootste gedeelte van de groep weer in een opperbeste stemming om het karwei in de komende 24uur te volbrengen. We hadden wat tegenslagen gehad (diarree, obstipatie, faciaal oedeem, nachtelijk hoesten, dyspnoe en grove crepitaties over alle longvelden ““ waarschijnlijk HAPE – en heel veel hoofdpijn) maar zo langzamerhand had iedereen een copingstrategie om met de uitdagingen van Afrika’s hoogste berg om te gaan. Mijn voorraad Acetazolamide ging in rap tempo achteruit, ondanks het feit dat veel mensen hun halve apotheek hadden meegenomen. De eerste paar dagen had ik veel verzoeken gekregen om te starten met dit middel omdat menig klimmer dacht dat de bekende “roze smarties” voldoende zou zijn.
Ook Anna was na 2 dagen begonnen met Acetazolamide omdat haar pijnstillers niet het gewenste effect hadden. Deze ochtend liep ze gelukkig vrolijk rond en was vol overtuigd van een succesvolle toppoging in de nacht die ging komen. Ik gaf haar de halve tablet en vroeg hoe het ging. “No headache doc, I feel fine!” Dit was de eerste berg die Anna beklom, op enkele heuvels in het Verenigd Koninkrijk na. Haar moeder was 1,5 jaar geleden overleden aan de gevolgen van een gemetastaseerde maligniteit en ze was vast besloten om met deze uitdaging geld op te halen voor onderzoek naar deze ziekte. Dat verhaal hadden meer mensen in de groep inmiddels van haar vernomen. De wens om de top te bereiken was niet alleen een persoonlijke overwinning maar vaak ook een belofte aan naasten die overleden waren. De drive om “het te halen” was dus groot.
De korte trip overdag naar ons laatste kamp op 4600m verliep bij iedereen voorspoedig. Ook Anna liep stralend vooraan in de groep en leek volledig geacclimatiseerd aan haar toppoging te kunnen beginnen. Na het vroeg diner ging iedereen op tijd naar bed om middernacht aan de laatste klim van deze trip te beginnen.
Toen ik rond middernacht mijn tent uit kroop was de Oost-flank van de berg al mooi verlicht met een sliert klein lampjes die zich langzaam een weg naar boven baande. Rustig maar gestaag begon onze groep ook aan de klim. In het donker in een haast meditatief tempo achter de gids aan richting Stella point. Anna had in ons korte slaapje een metamorfose ondergaan. In tegenstelling tot haar performance overdag, was ze nu een klein hoopje achterin de groep. Ze zag bleek, diep weggedoken in de capuchon van haar jas en zei niets. Op vragen van medeklimmers of het goed ging antwoordde ze instemmend.
Bij zonsopkomst bereikte we de kraterrand en was iedereen opgelucht dat het zwaarste stuk van de klim voorbij was. Nadat iedereen naar de top heen en weer was geweest voor foto’s en felicitaties begonnen we in kleine groepjes weer aan de afdaling. Anna was eufoor en kletste er vrolijk op los. Ze zwaaide met haar filmcamera in het rond en probeerde allerhande details van het prachtige uitzicht vast te leggen. Sommige deelnemers vertelde later dat ze haar ook enkele keren van randjes hadden moeten wegtrekken omdat ze teveel met het filmen bezig was geweest.
In de afdaling liep ik achter Anna en het viel me op dat ze direct al wat erg lichtvoetig over het pad ging. Ze rende bijna naar beneden. Het rennen veranderde echter al snel in zwalken en de taal die ze gebruikte was steeds minder begrijpelijk. In een bocht van het pad viel ze om. Ik rende op haar af en sprak haar aan. Ze brabbelde wat, had de ogen dicht maar ademde wel. Dus toch hoogteziek! Ik kon mezelf wel voor m’n kop slaan. Anna had duidelijke symptomen van hersenoedeem (HACE) en moest ogenblikkelijk afdalen. Binnen seconden stonden er 4 mensen om ons heen. Twee gidsen pakte Anna op en sleurde haar tussen hen in, met topsnelheid de puinhelling af terug naar het kamp. Ongeveer 1500m lager zag ik haar weer terug. Ze was weer bij maar klaagde over vreselijke hoofdpijnen, was flink misselijk en moest braken. Na het toedienen van een Dexamethason injectie bespraken de hoofdgids en ik de situatie. We moesten verder afdalen met Anna. Met een klein team, medische kit en communicatiemiddelen daalde we nog eens 2000m om daar de nacht door te brengen. Anna was gelukkig weer in staat om zelf te lopen en begon door te krijgen dat haar gezondheidssituatie boven zeer kritiek was geweest. De nacht verliep goed en de volgende ochtend was Anna beduidend beter dan 24uur eerder. De hoofdpijn was er nog altijd, maar ze functioneerde weer! De rest van de tocht verliep zonder noemenswaardige incidenten. De hoofdpijnklachten waren onderaan de berg volledig verdwenen.
Weken later, terug in Nederland mailden we elkaar. Anna had 6 weken fors last gehad van een inprentingsstoornis. Haar kortetermijngeheugen was een gatenkaas geworden, maar herstelde zich gelukkig. De filmpjes die ze maakte op de top hebben haar doen inzien in wat een gevaarlijke situatie ze was. In haar laatste mail verontschuldigde ze zich voor het feit dat ze de hele reis gelogen heeft over haar symptomen. De drive om de top te bereiken voor haar overleden moeder was zo groot dat haar gezondheid daarvoor moest wijken. Ze heeft gezworen nooit meer een berg te beklimmen. Best jammer.