Stijn Thoolen is door de European Space Agency (ESA) geselecteerd om van november 2019 tot en met begin 2021 onderzoek te doen op Concordia, Antarctica. Af en toe krijgen we een update van Stijn over zijn bevindingen over dit kleine, geïsoleerde deel van de wereld. Onderstaand het negende stuk waarin hij ons naar wat het einde van de winter teweeg brengt bij hem en de rest van de crew op de basis.
Concordia, 4 oktober 2020
Zonlicht: zo’n 14 uur per dag
Gevoelstemperatuur: -85°C
Gemoedstoestand: enthousiast, maar met een vleugje nostalgie. Nu al…
Het is één uur ’s nachts. Ik lig buiten op het dak, samen met Ines (glacioloog), Elisa (kok) en Andrea (monteur). Boven ons schijnt een volle maan, en Mars staat er niet ver vandaan. Ik ben nou niet bepaald een astronoom, maar met een kleur zo helder ten opzichte van alle andere hemellichamen kan zelfs ik het direct herkennen als de rode planeet. Als ik naar het zuidwesten kijk zie ik Jupiter en Saturnus. Ook vrij moeilijk te missen. Hier vind ik normaal gesproken de Melkweg, maar er is te veel licht nu, zelfs op dit tijdstip. Een oranje-gele kleur verlicht de horizon, en ik denk nog eens aan al die kilometers ijs (iets wat je gemakkelijk voor lief neemt hier, maar even terugdenken aan die vlucht naar Concordia vorig jaar helpt wel), die ons isoleren van de rest van de wereld. Op de voorgrond de metalen stangen van het station, compleet bedekt met ijs, iets wat op foto’s altijd zo onwerkelijk leek toen ik nog thuis was. Ook die zijn de winter doorgekomen…
Hoe zal het zijn om weer naar huis te gaan? Met nog maar één maand te gaan voordat het eerste vliegtuig hier landt, kan ik het niet laten om mezelf in te beelden hoe het zal zijn om weer terug te keren ‘op aarde’. En ik moet toegeven: soms kijk ik wel uit naar wat verandering. De af en toe weinig constructieve of zelfs agressieve discussies, de afstand-creërende demotiverende opmerkingen van anderen, en het gebrek soms aan respect, begrip en teamspirit: het is duidelijk dat de winter zijn sporen heeft achtergelaten in onze bemanning. Op dat soort momenten zou ik het liefst weer bij mijn vriendin, familie en vrienden thuis zijn, die me allemaal een stuk beter lijken te begrijpen, en met wie ik meer op één lijn zit. Op een zekere manier is de naderende zomer een goed vooruitzicht.
De terugkomst van de zon was mooi. ‘Here comes the sun’ (je weet wel, die van de Beatles) was door het hele station te horen half augustus, terwijl we ongeduldig en vol enthousiasme probeerden die eerste zonnestralen op te vangen. Sindsdien is de lucht alsmaar blauwer geworden, en de sneeuw steeds helderder. Het langzaam terugkerende daglicht gaf me de afgelopen weken een positief, fris gevoel, en in het station heerst nu een stemming van anticipatie. Wie zijn de mensen die ons gaan vervangen? Wat zijn onze plannen na Concordia? Ik zie mezelf nog liggen enkele weken geleden, in exact dezelfde positie als nu, buiten tegen een sneeuwduin, uit de wind en met een plezierige -50 graden Celsius (dit moet je misschien in perspectief zien…), alleen, terwijl ik simpelweg geniet van de zon in mijn gezicht. Een bijzonder moment, dat me er nog eens aan herinnerde hoe aangenaam de zomer zal zijn.
Maar nu grappig genoeg, hier op dat dak, merk ik eigenlijk dat ik nog zo veel mogelijk wil genieten van de laatste duisternis. De winter is voorbij, en het licht aan de horizon maakt me dat vannacht duidelijk. Ik denk aan die ongelooflijke sterrenhemel die ik waarschijnlijk nooit meer zal zien. Helder, glinsterend, vol ‘vallende sterren’, hier en daar een satelliet die voorbij zweeft, en bovenal die overheersende en klein makende Melkweg met zijn twee naburige Magelhaense wolken (andere sterrenstelsels die we met het blote oog konden zien!). De nachten buiten waren overweldigend, iedere keer opnieuw. Ik herinner me de foto’s die ik een tijdje terug probeerde te maken. Buiten op mijn sloffen met pijn in mijn tenen en amper gevoel in mijn vingers, en te veel enthousiasme om me daar druk over te maken, om al die fantastische sterren en een wat vage, eromheen dansende aurora vast te leggen. Ik ga de nacht waarschijnlijk eerder missen dan ik soms wil geloven…
Maar ook als bemanning hebben we prachtige herinneringen. Ik denk bijvoorbeeld dat we dat deze avond allemaal wel gevoeld hebben. Een paar uur terug hadden we een ESA-quiz georganiseerd, waarin enkele eigenaardige resultaten van het biomedisch onderzoek werden onthuld (‘Wie heeft de meeste kilo’s verloren?’, ‘Hoeveel DC16-poep wordt er terug naar Europa gestuurd?’, ‘Wat is het meest terugkerende thema op de foto’s die ik maak van ons eten: pasta, taart, of middelvingers?’, je snapt het wel…), en waarbij we de goede momenten van het afgelopen jaar nog eens konden herdenken. Niet alleen de fijne verjaardagen of inspirerende zaterdagavond-danspasjes op belachelijke muziek in de woonkamer-disco, maar ook zeker het delen van een buitengewone ervaring die maar door een handjevol mensen ooit in zijn volledigheid zal worden begrepen, en misschien nog het meest (en waarschijnlijk als gevolg van het laatste) een eindeloze hoeveelheid inside jokes. Zo verschillend van aard, maar door onze ervaring verbonden.
Nu ik hier lig, denkend aan die speciale momenten en mooie herinneringen, voel ik me geïnspireerd en intens gelukkig dat ik dit allemaal mee maak. Een geweldige plek om ons te leren over de wereld waarin we leven en een prachtig moment van realisatie, waaraan ik besluit zoveel mogelijk vast te houden onder de toenemende druk van de aankomende zomer. Kon ik het maar delen met de mensen thuis…
Hoe zal het zijn om weer naar huis te gaan? Misschien toch nog zo gemakkelijk niet. De ervaringen die we hier ondergaan zijn intens, en het zou nog wel eens een uitdaging kunnen zijn om anderen thuis te laten begrijpen wat wij hebben meegemaakt, en te laten voelen wat wij hebben gevoeld. Ik zal de nacht wel missen. En onze gedeelde ervaringen. Concordia is vast niet gemakkelijk los te laten als we eenmaal terug in onze oude levens stappen, als we alleen achterblijven met al die krachtige herinneringen. Misschien wordt Concordia dan wel de plek waar we ons beter begrepen voelen, en ik kan me voorstellen dat dit voor velen de reden is om uiteindelijk terug te keren. Onze Italiaanse stationsleider noemt het toepasselijk ‘mal d’Antartide’. Inmiddels voor de vierde keer hier, begrijpt hij als geen ander deze sterke nostalgie voor Antarctica.
Als we naar huis gaan komen we weer terecht in de rijkdom en schoonheid van onze oude levens, maar we zullen nu altijd Concordia bij ons dragen. Heen en weer geslingerd tussen twee werelden, elk met zijn eigen kostbaarheden, en waarvan alleen jij het samenspel begrijpt…